De dood van de Heilige Monnica

algemeen
Dit is het ingewikkeldste fresco van de hele cyclus vanwege de verschillende simultane scènes en de symbolische verwijzingen. In 388 had Augustinus besloten samen met zijn volgelingen, onder wie zijn moeder en zoon, terug te keren naar Noord-Afrika om daar een spirituele gemeenschap te vormen. Aangekomen in Ostia werd hij door oorlogsgeweld verhinderd de oversteek te maken. Noodgedwongen, maar ook omdat hij in Rome voor zijn studie gebruik kon maken van verschillende bibliotheken, wachtte hij op gunstiger tijden. In Ostia werd zijn moeder Monnica ziek en stierf korte tijd later. Zij werd naar haar eigen wens begraven op het kerkhof van Ostia. Een deel van haar grafsteen is teruggevonden.

In de centrale scène zien we de Heilige Monnica die in haar laatste uren wordt bijgestaan door onder anderen haar zoon Augustinus. Hij staat links met een voet op de bedverhoging en leest zijn moeder voor. De monnik rechts van het bed is de opdrachtgever Strambi die zich hier voor de tweede maal heeft laten vereeuwigen. De figuur uiterst links in een rood gewaad die vertwijfeld de handen ineenslaat, zou Adeodatus kunnen zijn, die zeer aangeslagen was bij het overlijden van zijn grootmoeder.

De stervende Monnica kijkt het kind Jezus, dat haar komt halen, recht in de ogen. Boven in de afbeelding zien we hoe Monnica omgeven door een grote mandorla door vier engelen wordt meegevoerd naar de hemel. We moeten aannemen dat de groep vrouwen achter het bed behoren tot de volgelingen of zusters van de Heilige Monnica gezien het feit dat zij, op één uitzondering na, op dezelfde manier zijn gekleed als de stervende. Overigens geldt niet de Heilige Monnica als stichteres van de vrouwelijke tak van de Orde der Augustijnen maar Augustinus zelf.

In de loggia, links boven, zien we het gesprek dat Augustinus kort vóór het overlijden van zijn moeder met haar voerde. Het verwijst naar de beroemde passage in de Confessiones waarin hij de unieke ervaring probeert te beschrijven waarin zij beiden “boven hun lichaam uitstegen” (Conf. 9,X,23-25). De handgebaren en de hoge plaatsing van de scène versterken hun bijzondere ervaring.

Rechts in de afbeelding kijken we door een open zuilengalerij naar de zee en zien we Augustinus de oversteek naar Afrika maken. Gozzoli schildert Afrika af als een ruw en onherbergzaam land gezien de kale en hoge rotsen op de achtergrond. Augustinus zit achter in de boot en met de bijbel in de hand neemt hij afscheid van Rome. Achter hem is nog juist de heilige Simplicianus zichtbaar.

specifiek
Het is wonderlijk hoe Gozzoli hier de binnen- en buitenruimte met elkaar heeft weten te verbinden en er betekenis aan heeft kunnen geven. Monnica sterft in een paleisachtige ruimte. De schilder heeft de sterfkamer slechts gedeeltelijk, maar open naar de toeschouwer weergegeven, zodat de toeschouwer wordt betrokken in het verhaal. Gelijktijdig heeft hij de stervende Monnica zo geplaatst, dat zij door een opening in de wand zicht heeft op de zee en op haar geboorteland Noord-Afrika. Op geraffineerde wijze laat hij de tegelvloer doorlopen, waarmee hij de toeschouwer ongemerkt meevoert van binnen naar buiten: naar de galerij, naar zee, naar Afrika.

De drie kleinere nevenscènes lijken vooral noodzakelijk voor de compositie. Zo is daar een vrouw – zittend, want in die houding zit ze de toeschouwer niet in de weg – met kind op de voorgrond. Zij heeft de functie van een repoussoir, een voorzetstuk dat een brug vormt tussen de wereld van de toeschouwer en de wereld binnen de voorstelling. Dat zij er niet direct bij hoort, is duidelijk te zien aan haar afwijkende kleding en aan het feit dat zij met de rug naar de gebeurtenis toezit. Met haar blik op de stervende vormt zij een richtingwijzer voor de toeschouwer. Tegelijkertijd kan zij echter ook op symbolische wijze het moederschap benadrukken: Monnica heeft haar zoon Augustinus vanaf zijn kinderjaren intensief gevolgd en hem tot aan haar sterfbed met zorg omgeven.

Een andere nevenscène speelt zich af in de rechterbenedenhoek. We zien daar hoe een kind met zijn hond bezig is een ander kind weg te jagen. Het is een bekend gegeven dat het heidendom in de middeleeuwen wel werd uitgebeeld door een naakt kind als verwijzing naar de naakte cupido uit de klassieke mythologie. Vanwege de plaatsing van dit tafereel, recht onder Augustinus’ overtocht naar Afrika, kan het verwijzen naar Augustinus’doel: het ongeloof in zijn vaderland te verjagen. In werkelijkheid hanteerde Augustinus liever een duidelijk geloofsonderricht door middel van preken dan geweld.

De derde nevenscène, de visser op zee, doet denken aan de opdracht die Jezus Christus zijn apostelen meegaf: hij zou ze vissers van mensen maken (Mt. 4,19). Dit tafereeltje verwijst dan naar de nieuwe apostolische opdracht die Augustinus in zijn vaderland gaat uitvoeren. Hij wordt in 391 door bisschop Valerius van Hippo Regius tot priester gewijd en in 396 tot bisschop van Hippo Regius. In deze stad sticht hij zijn eerste klooster, vlak naast de kerk.

Tekst : drs. Ger Jacobs
Foto’s : Jan van Lierop, Ger Jacobs, Jan-Martijn van der Werf, en de iconografie op http://www.augustinus.it/iconografia/index.htm
Met dank aan de Augustijnen van San Gimignano.