Het evangelie maakt ons duidelijk

Het evangelie maakt ons duidelijk dat we nederig moeten zijn en goed tot ons moeten laten doordringen in wat voor situatie we verkeren en welke kant het uit moet.

De boot met de leerlingen kwam midden op het meer in moeilijkheden omdat de wind tegen zat. Dat heeft allemaal zijn betekenis, net zoals het betekenis heeft dat de Heer de menigte verliet en alleen de berg opging om er te bidden. Toen hij daarna over het meer naar zijn leerlingen ging, zag hij dat ze in groot gevaar verkeerden. Maar hij ging aan boord en wist hen gerust te stellen, en hij bedaarde de golven.

Is het vreemd dat degene die alles gemaakt heeft, ook alles kan kalmeren? Eenmaal aan boord, kwamen er mensen in de boot naar hem toe die zeiden: ‘Werkelijk, u bent de Zoon van God.’ Toen hun dat nog niet duidelijk was, waren ze in paniek geraakt, omdat ze hem over het water zagen lopen. Door aan boord te gaan, wist hij de woeste golven van hun geest bij hen weg te nemen. Want geestelijk waren ze in groter gevaar dan lichamelijk, daar op het onstuimige meer. De reden ervan lag in hun onzekerheid.

In alles wat hij doet, maakt de Heer ons duidelijk hoe wij hier op aarde moeten leven. In deze wereld zijn we immers allemaal vreemdelingen, ook al verlangt niet iedereen terug naar het vaderland. Op onze reis door dit leven krijgen we te maken met woeste golven en zware stormen. Maar we moeten wel aan boord blijven. Want als we met een boot al in gevaar komen, dan kunnen we het zonder boot wel helemaal vergeten. Als je in open zee terechtkomt, kun je nog zulke sterke armen hebben, maar onherroepelijk komt het moment waarop je overweldigd wordt door de onmetelijke zee. Je gaat onder en verdrinkt.

Het is dus zaak om aan boord te blijven. Dat wil zeggen dat we ons moeten laten vervoeren om het meer over te steken. Het hout waarop wij, zwakke mensen, ons laten vervoeren is het kruis van de Heer. Daarmee worden wij getekend, en hij zal ons bijstaan, en we zullen niet overspoeld worden door de golven van deze wereld.

(Sermo 75, 1; zie: Van aangezicht tot aangezicht, 374-375)

(Uit OV 75)