Genezing in een badhuis: Augustinus over Johannes 5,1-18

Samenvatting van de lezing dr. Hans van Reisen

Deze tekst uit Johannes is hoogst actueel nu gezondheid en genezing de wereld al maanden bezig houden, maar de tekst is niet meer als perikoop in het lectionarium opgenomen. Er wordt dus niet meer over gepreekt, hoewel het verhaal in de kunst een geliefd onderwerp is. De scène is vaak geschilderd en ook op vroeg-christelijke sarcofagen te zien. Hans toont een afbeelding van een 16de eeuws schilderij van Pieter Aertsen over deze genezing. (zie afb hieronder)

Vragen die deze tekst oproept

Er zitten enkele moeilijkheden in dit verhaal over de genezing van de lamme bij het badhuis Betzata (of Betesda – huis van schaamte of genade) bij de Schaapspoort in Jeruzalem. Waarom zo’n precieze plaatsaanduiding? Wat is de betekenis van 38 jaar ziek zijn? Waarom vindt er pas genezing plaats als het water in beweging komt? Waarom maar één genezing per keer? Wat is het verband tussen deze ziekte en de zonde? Waarom moet hij zijn bed oppakken en meenemen? Waarover gaat de discussie over het werken op sabbat?

Augustinus’ uitleg: genezing van de ziel

In de laatantieke oudheid is men nog goed bekend met het gebruik van een badhuis. Wij worden geholpen door de archeologische opgravingen op precies deze plek: de fundering met restanten van de vijf zuilengangen is teruggevonden. Augustinus heeft in de veertigdagentijd herhaaldelijk over dit verhaal gepreekt, waarschijnlijk omwille van de catechumenen die zich in de paasnacht willen laten dopen. Vier teksten zijn bewaard gebleven: de preken 124,125, 125A (met telkens een ander accent) in De weg komt naar u toe en traktaat 17 over het Johannesevangelie in Geef mij te drinken waarin hij de tekst volledig bespreekt.

In preek 124,1 merkt Augustinus op dat die man weliswaar zijn gezondheid heeft teruggekregen, maar voor hoe lang? Hoe lang is een mensenleven? Dat wonder wil ons iets vertellen over het eeuwige heil. Dat Jezus de gebreken van de ziel heeft genezen is belangrijker dan de ziekte van het lichaam dat toch zal sterven. Jezus heeft de ogen van de ziel van die man geopend voor het geloof. De vijf zuilengangen waarin de zieken liggen, staan volgens Augustinus voor de eerste vijf Bijbelboeken waarin aan Mozes de wet wordt gegeven en uitgelegd. Maar de wet geneest niet: die zuilengangen konden de zieken niet genezen; alleen het geloof in Jezus Christus geneest. (s. 125,2)

De symboliek van de engel en het water

Wanneer Jezus vraagt: ‘Wilt u gezond worden?’ antwoordt de zieke: ‘Heer, als het water gaat bewegen is er niemand om mij erin te helpen; ik probeer het wel, maar altijd is er een ander al vóór mij in het water.’ Hieruit leiden we af dat de zieke hulp nodig heeft, dat genezing door onderdompeling alleen plaatsvindt wanneer het water beweegt en dat je als eerste te water moet gaan. Augustinus merkt op dat de zieken die daar lagen wel het in beweging komen van het water konden zien, maar niet de engel die in het water afdaalde en het water heiligde (s. 125,3) Voor Augustinus is de onzichtbare engel (in de betekenis van ‘boodschapper’) de door zijn volk onbegrepen Jezus Christus en het water het Joodse volk. Water staat in de hermeneutiek voor volkeren. Wanneer Jezus het water in beweging

brengt, ontstaat er onrust onder het volk; in hun onbegrip hebben ze Hem gedood. Het in beweging gebrachte water werkt genezend door de afdaling van de Heer in lijden en sterven. Afdalen in dat door Hem bewogen water wil dan zeggen: nederig geloven in de dood en verrijzenis van de Heer. Denk hier aan de doop. En merk dan op dat de genezen man niet het water in hoefde! (s. 124,3; Joh.tr. 17,3)

Waarom maar één genezing, waarom 38 jaar ziek?

Er liggen zoveel zieken, blinden, kreupelen en lammen te wachten en dan geneest Jezus maar één persoon. Dat is een nogal zuinig gebaar maar wel van grote betekenis. Het gaat Augustinus om eenheid: ‘Die ene staat voor eenheid. Er is sprake van één kerk over heel de wereld, en die eenheid wordt gered. … Van die eenheid mag u zich niet losmaken, als u deel wilt hebben aan die genezing.’ (s. 125,6)

38 is 40-2. Augustinus legt dat uit met een verwijzing naar de veertig dagen die Mozes, de profeet Elia en Jezus zelf hebben gevast in de woestijn. Het getal veertig heeft te maken met de vervulling van de wet door middel van alle goede werken. Als het om de liefde gaat, worden ons twee geboden voorgehouden: ‘U zult de Heer uw God liefhebben met heel uw hart, heel uw ziel en met heel uw verstand.’ En U zult uw naaste liefhebben als uzelf. Aan deze twee geboden hangen heel de wet en de profeten.’ (Mt 22,37-40) ‘Verbaast u zich nog dat deze man 38 jaar ziek was? Hij kwam er twee tekort voor veertig!’ (Joh. Tr. 17,6) Met deze uitleg stimuleert Augustinus de doopkandidaten om zich in deze veertig dagen voor te breiden op hun doop, hun onderdompeling in het leven gevende water. Het dubbelgebod benadrukt de naastenliefde die Augustinus hier ook naar voren haalt: door de naaste lief te hebben zuivert u uw oog zodat u God kunt aanschouwen.’ (1 Joh 4,20)

Het bed

Wanneer Jezus gesproken heeft ‘sta op’ ter genezing, pakt de lamme zijn bed op en loopt ermee weg. Wanneer we worden geboren, worden we gedragen, wanneer we ziek zijn worden we gedragen en ook ons gestorven lichaam wordt gedragen. Door je naaste lief te hebben, door samen te lopen met je naaste die jou als eerste

gedragen heeft, kom je bij God. De uitleg is conform Paulus’ uitspraak ‘Draagt elkanders lasten. Zo leeft u de wet van Christus na.’ (Gal. 6,2) Augustinus: ‘Pak uw bed op en loop. Door uw naaste lief te hebben zorg voor hem te dragen, bent u op weg. En waar bent u naar op weg? Naar God, de Heer, naar Hem die wij moeten liefhebben met heel ons hart, met heel onze ziel en met heel ons verstand.’ (Joh. Tr. 17,9)

Aan het werk op de sabbat

Pas als de man genezen is, vermeldt de evangelist dat het sabbat is. Men roept de genezen man ter verantwoording omdat hij zijn bed draagt. Dat is het verrichten van niet noodzakelijke arbeid. Maar de man geeft als antwoord dat hij die opdracht kreeg, van degene die hem genezen heeft. Hij kent hem niet, want Jezus was in de menigte verdwenen. Later in de tempel maakt Jezus zich aan hem bekend.

Ook voor dat detail heeft Augustinus oog wanneer hij uitlegt dat het zien van God stilte vereist, geen rumoer. Wanneer de genezen man de joden vertelt dat Jezus hem genezen heeft, beginnen de joden hem te vervolgen.

Tot slot bekijken we en bespreken we de tekening van Pieter Aerts waarin nog veel te ontdekken valt.

De volledige lezing van Hans van Reisen is eerder gepubliceerd en kan bij hem (hansvanreisen@augustijnsinstituut.nl) worden opgevraagd.

Samenvatting: Ingrid van Neer.