Taken als bisschop

Bisschop
Na de gebeurtenissen op het Europese continent keert Augustinus terug naar de ouderlijke bezittingen in het Noord-Afrikaanse Thagaste. Daar richt hij het huis in voor een kleine gemeenschap om er in onthouding een gemeenschappelijk ascetisch leven te leiden van studie en gebed, samen met gelijkgezinde vrienden. In het jaar 391 woont hij tijdens een bezoek aan de havenstad Hippo Regius een kerkdienst bij. De plaatselijke bisschop Valerius zoekt vanwege zijn Griekse komaf hulp voor zijn pastorale werkzaamheden. Aanwezige kerkgangers schuiven dan bij verrassing Augustinus naar voren. Zij willen dat hij priester wordt om hun bejaarde bisschop bij te staan. Augustinus ziet zijn droom van een leven volstudie en gebed vervliegen. Hij verzoekt Valerius hem nog wat tijd te gunnen zich een grondiger kennis van de bijbel eigen te maken om zich zo degelijker te kunnen bereiden op het pastorale werk. Van de bisschop krijgt hij toestemming om in de tuin van het kerkcomplex een huis te laten bouwen voor zijn religieuze gemeenschap. Eenmaal zelf bisschop geworden zet Augustinus het gemeenschapsleven voort, nu samen met de geestelijke van het bisdom. Vrij ongebruikelijk wijst Valerius al tijdens zijn leven Augustinus als zijn opvolger aan. Als de oude bisschop in 395 overlijdt, volgt Augustinus hem op. De voornaamste taken die Augustinus als bisschop heeft, vloeien voort uit zijn ambt. Hij ziet zijn verantwoordelijkheden als een last, een ransel die hij soms zwaar op zijn schouders voelt drukken.

Pastorale zorg
Zo is hij als hoofd van de lokale christelijke gemeenschap de vaste voorganger bij vieringen van de eucharistie en bij het toedienen van het doopsel. Hij draagt pastorale zorg voor de geloofsgemeenschap en preekt zeer frequent, soms zelfs meerdere keren op een dag. Rijke mensen laten zijn preken in de kerk ter plaatse door stenografen optekenen. Als het kan – maar lang niet altijd – kijkt Augustinus die zelf na. Daarna worden die preken door en voor anderen gekopieerd. Het aantal preken dat op die manier bewaard is gebleven, overtreft dat van elke andere predikant uit de christelijke oudheid.

Geloofsonderricht
Tevens ijvert Augustinus ervoor dat de kerstening van de plattelandsbevolking voortgang vindt. In dat verband probeert hij heidense gebruiken uit te roeien en verzorgt hij zelf de catechese door persoonlijk onderricht en door zijn preken in de kerk. Ten behoeve van het geloofsonderwijs voor beginners schrijft hij een kleine handleiding onder de titel De catechizandis rudibus

Armenzorg
Ook zorg voor de armen vraagt zijn permanente aandacht. Men verwacht van de bisschop dat hij zich het lot aantrekt van weduwen en wezen, van armen en vertrapten, van politieke gevangenen en vooral na de verwoesting van de stad Rome in 410 van vreemden vluchtelingen en vreemdelingen. Gastvrijheid betonen en onderdak verlenen is voor de bisschop steeds een heilige plicht.

Leiding geven
Een andere taak van de bisschop omvatde leiding aan de geestelijken van het bisdom. Kenmerkend voor Augustinus is dat hij het belangrijk vindt om hun niveau te verhogen. Daartoe schrijft hij onder andere De doctrina christiana, een handleiding voor predikanten over de omgang met de Heilige Schrift en de verkondiging van Gods woord. In zijn leidinggevende positie is hij verder belast met het beheer van de kerkelijke goederen en met de afwikkeling van financiële en juridische zaken van de kerk. Functies in de administratieve of technische sfeer delegeert hij zoveel mogelijk aan medewerkers die daartoe bekwaam zijn. Augustinus leidt ook de mannelijke religieuze gemeenschappen in zijn diocees en heeft het toezicht op de zusterkloosters. Voor deze groepen schrijft hij een leefregel, het Praeceptum.

Conflictbemiddelaar
Op hem rusten nog andere verantwoordelijkheden. Van staatswege waren bisschoppen bevoegd om recht te spreken, juridische geschillen te beslechten en twistende partijen met elkaar te verzoenen. Zo komt het dat Augustinus een groot gedeelte van de dag bezig is met partijen te horen en uitspraken te doen. Dikwijls worden hem testamentaire beschikkingen voorgelegd waarover geschillen zijn gerezen. Ook bezorgt het prestige van zijn positie hem tal van verzoeken die hij stuk voor stuk ernstig neemt en waarvoor hij soms zijn best doet bij plaatselijke machthebbers of keizerlijke instanties. Regelmatig moet hij vermoeiende reizen ondernemen om persoonlijk te kunnen bemiddelen. Voor die juridische kant van zijn werkzaamheden richt hij ook een wetswinkel. Regelmatig roept hij de hulp van bekwame juristen in, zoals zijn vriend en collega Alypius die goede betrekkingen onderhoudt met het keizerlijk hof.

(door dr. Martijn Schrama O.S.A. en dr. Anke Tigchelaar)

Terug