De boeken van de platonisten
Onder invloed van Ambrosius’ preken begint Augustinus iets te bevroeden van het geestelijke gehalte van de werkelijkheid. Voor hem is het geestelijke gebonden aan het menselijk bewustzijn. Via het bewustzijn en een goede levenswandel heeft een mens toegang tot het geestelijke. Augustinus keert zich daarmee af van het manicheese determinisme, waarin de astrologie een belangrijke rol speelde. Tegelijk maakt hij kennis met geschriften van platonisten. Daarbij gaat het om neoplatoonse literatuur, die vanuit het Grieks was vertaald in het Latijn. Augustinus ontdekt in kringen van ontwikkelde clerici rond Ambrosius en in diens manier van preken een vorm van christelijk denken die hem aanstaat. Met de verworven kennis van een nieuw neoplatoons interpretatiekader gaat Augustinus de evangeliën herlezen, vooral het evangelie volgens Johannes. Later zou Augustinus bekennen dat hij in het neoplatonisme wel iets van een christelijke leer aantrof, maar dat er ook iets in ontbrak. Er was bij de neoplatonisten nauwelijks waardering voor het historische feit van God menswording in Jezus Christus. Ook ontbrak bij hen een aansporing tot nederigheid zoals Jezus het had voorgeleefd. Die aansporing las Augustinus eveneens in de brieven van Paulus.
Bekering
Augustinus ziet zich in zijn eigen woorden gehinderd door ingesleten gewoontes van sexuele omgang. Daardoor stelt hij almaar de beslissing uit zich in te schrijven om zich te laten dopen. Op zeker moment ervaart hij dwars door zijn aarzelingen heen een krachtige stimulans. Een toevallige bezoeker vertelt hem over de woestijnvader Antonius en diens roeping tot het christendom. Terwijl de bezoeker nog aan het woord is, ontdekt Augustinus het appèl van een leven in onthouding. Hij vertelt daarover later dat hij tijdens het luisteren naar het verhaal over de woestijnvader plotseling in een hevige crisis raakt. Hij hoort daarbij de stemmen van spelende buurkinderen. Zij zingen: “Neem en lees, neem en lees.” (Tolle, lege; Belijdenissen (conf.) 8,19). Augustinus interpreteert die woorden als de stem van God: hij snelt naar een bijbel, doet die open en begint te lezen op een bladzijde waar het boek openvalt: “Laten wij ons behoorlijk gedragen zoals op klaarlichte dag en ons onthouden van zwelgpartijen en drinkgelagen, van ontucht en losbandigheid, van twist en nijd. Bekleed u met de Heer Jezus Christus en vertroetel uw lichaam niet tot begeerlijkheid.” (Rom 13,13-14) Dan staat zijn besluit vast: hij zal zijn leraarsambt neerleggen en zich laten dopen. Vanaf dat moment leidt Augustinus een leven in onthouding.

Doop
Ter voorbereiding op het doopsel trekt hij zich met zijn moeder, zijn zoon, enkele leerlingen en vrienden terug op een landgoed in de buurt van Milaan. Dat landgoed Cassiciacum is hem door een vriend ter beschikking gesteld als tijdelijke verblijfplaats. Augustinus besteedt er zijn tijd aan studie en meditatie. Ook organiseert hij daar gesprekken met huisgenoten. In de paasnacht van 387 wordt Augustinus op 25 april samen met zijn zoon Adeodatus en zijn vriend Alypius door bisschop Ambrosius gedoopt. In deze tijd stelt hij dialogen op schrift, die in Cassiciacum zijn gehouden. Ook vat hij het plan op om een serie boeken uit te geven over de vrije kunsten, de artes liberales. Slechts twee zouden er gepubliceerd worden, De grammatica en De musica. Nog in hetzelfde jaar besluit Augustinus naar Africa terug te keren. In de havenstad Ostia bij Rome wacht hij de lente af om de overtocht te kunnen maken. Daar in Ostia geniet hij met zijn moeder tijdens een diepzinnig gesprek de indringende ervaring samen Gods waarheid te mogen aanraken. Monica overlijdt er korte tijd later en wordt in Ostia begraven.
Tekst dr. Martijn Schrama OSA en dr. Anke Tigchelaar